Road-Trip Deel 3

Beginnend aan dit blog, zijn we zo ongeveer op de helft (!) van deze reis. Gisteren stopten we bij Tarifa, het Zuidelijkste punt van Spanje, om vanaf daar naar Afrika te kijken. Het waaide er waanzinnig en de wieken van de Windmolen raasden om onze oren. Vlug zijn we een stukje afgedaald in de groene Vallei, met het plan om bij de Zee te komen, die hemelsbreed maar een kilometer onder ons lag te klotsen. Echter, in de hele Gibraltar-streek blijken werkelijk waar o-ver-al hekken te staan; we zijn inmiddels behoorlijke Padvinders geworden, maar het lukte ons niet om ons Plan om bij de Branding te geraken, te volbrengen. Deze hekken-tendens zette zich helaas voort in de Natuurgebieden – en parken waar we hoopten op mooie plekken terecht te komen. Noodgedwongen sliepen we voor zo’n gesloten hek, in de buurt van een snelweg (romantisch). 

Een nieuwe dag rijden en zoeken verder gaf helaas nog steeds hetzelfde resultaat, waardoor we maar door zijn gereden naar een mini-meertje ofwel plas meer landinwaarts, omdat daar, zoals we verwachtten, inderdaad géén hekken staan. Het tegenovergestelde is hier aan de hand: het is een gerenommeerde hang-plaats van de Spanjaarden. Er wordt volop gebarbecued, gebokst, Spaanse rap geluisterd en behoorlijk gedronken. Daarbij is het verboden te zwemmen in het Meer, wat we overigens ook niet zouden willen want er drijft overal plastic, en er liggen dode vissen aan de rand. Help, we waren opzoek naar een Stille Plek in de Wilde Natuur! Ach ja… reizen is ook: het omarmen van de lelijkheid, het ongemak, de tegenvallers. Soms rijden we uren om omdat Google Maps ons eerst de ene kant opstuurt en dan toch de andere, soms rijden we uren voor (bijna) niets omdat we een onrealistische, idyllische verwachting hebben van een bepaalde plek, zoals de Hot Springs van …. Waar we heerlijk warm hoopten te douchen, maar waar het water lang niet warm genoeg was om zo lang voor in de auto te zitten. BALEN!, en dat doen we soms ook wel even. Leuker en ook werkbaarder is om ons neer te leggen bij de situatie zoals ie is, er met humor naar te kijken en er het beste van maken. Zoals vandaag: dag twee waarop we een mooie plek in de Wildernis hopen te vinden, en uitkomen bij deze plek waar het stikt van de luidruchtige Spanjaarden. Gelukkig schijnt de Zon en is het ‘’pas’’ 15 uur ’s middags, dus we hebben in ieder geval nog een paar uurtjes om ons te vermaken op het Gras. We parkeren de Scarabee zo ver mogelijk bij iedereen vandaan en zetten gauw muziek op om de ‘’muziek’’ die over het Veld schelt van een groepje hangjongeren, niet te horen. Nick, die zeker weet dat hij in een eerder Leven Martial Artist is geweest, oefent wat met zijn Vechtstok, en ik, zeker wetend dat ik in dit leven ook schrijver ben, naast alle andere dingen die ik ook ben, pak deze kans om weer wat van onze Avonturen op te ‘’tekenen’’.

Onze eerste memorabele ervaring na Ibiza was de Gigantische Geode in Pulpi. Een toeristische trekpleister, maar wel eentje die we absoluut niet hadden willen missen. In Pulpi werd vroeger gemijnd, en in de restanten van die mijn ontdekte een stel mineralogen in 1999 een Wonder, namelijk: een Gigantische Geode. Een Geode is een natuurlijke uitsparing in een rotswand, in dit geval een rotswand van natuurlijk gips, waar zich reusachtige kristallen in vormen. En dan bedoel ik: REUSACHTIG. Met een helm op van de organisatie en onze eigen koplampjes daarop bevestigd, liepen we met een kleine groep bezoekers de tunnels in. Gids Laura en onze vertaalde audiotour vertelden het een en ander over de mijnwerkers van toen en diens bezigheden. Ik luisterde met een half oor want we hadden voornamelijk oog voor de prachtige, met Kristal dooraderde wanden in de gangen. Nick luisterde helemaal niet naar de tour; al zijn aandacht ging naar het inspecteren van wat hij zag. De tour was goed opgebouwd: her en der waren stukjes Kristal in de rotswand uitgelicht en gedurende we verder liepen, werden de uitgelichte stukjes stukken: de Kristallen waar we langs kwamen werden groter en groter. Waar komen we straks uit?, wilden natuurlijk iedereen weten. Maar we moesten geduldig zijn. Eerst werd het licht uit gedaan en kregen we sporen neon te zien op de rotswand die Gids Laura met een speciaal violet-lampje bescheen; een specifiek stofje in bepaalde Kristallen, dat veel in deze Steen partijen wordt aangetroffen, is enkel zichtbaar in violet licht. Even had ik het idee dat ik terug was in mijn tienerjaren, waarin neon en fluor hartstikke hip waren, en ik samen met vriendinnen nagels lakten met neon lak, die vervolgens oplichtte als we in de discotheek (te weten: iemands omgebouwde huiskamer) waren waar black-light lampen brandden…. Ik adem door de herinnering heen en we vervolgen de tocht via verschillende gangen en verdiepingen, tot we uitkomen bij de twee ‘belangrijkste’ plateaus. De één na grootste Kristal waar we halthouden, is een prachtige, in de rotswand geklemde, alsof ie door de rotswand heen naar buiten wilt breken, grijsblauwe Kristalformatie. Eén punt is minstens zo groot als een mensenhoofd, zo niet groter, en de wand zit vol met dat formaat Kristalpunten, die allemaal een net andere hoek uitsteken. Adembenemend mooi!   

Nick van den Bergkristal leert mij al ruim drie jaar het een en ander over Stenen en Kristallen, waar ik mij energetisch altijd al mee verbonden voel maar zonder er verder veel natuurkundige kennis over  te hebben. Maar dat is aan het veranderen! Kwarts, weet ik nu, gaat over het soort mineraal en daarmee de vorming ervan en dus de hardheid van het Kristal. De kleur van een Kristal wordt bepaald door de metalen die aanwezig zijn; de Blauw-Grijze Reuzenkwarts hier dankt zijn kleur aan het Lood en Zilver dat in dit mijngebied veel aanwezig was/is. Epic! We willen eerst alleen een foto van de formatie, maar gaan er toch ook nog maar even zelf bij zitten, zodat duidelijk is dat ze echt (!) groot zijn. Dat is echter nog niets vergeleken met het Topstuk waar de tour mee eindigt. Op het laatste plateau moeten we best een tijd wachten, omdat er maar twee mensen per keer via een klein trapje naar beneden mee mogen. Wij voelen de Energie van deze plaats en zouden graag in stilte tussen al deze ontdekte en onontdekte Kristallen mediteren… Helaas denken de Spanjaarden uit ons groepje daar anders over; ze kwebbelen erop los. Eenmaal aan de beurt, kunnen we ons geluk op. Het steile trapje brengt ons naar een reuzeportaal van helderwit Bergkristal. Dan een mondkapje voor (!) en plastic zakjes om onze handen (!), dan eerst de één, dan de ander: ‘links, rechts, links’ zoals Gids Laura dicteert; met de voeten speciaal daarvoor gemaakte stepjes op, en dan… niets aanraken, vooral niets aanraken… behalve dan met je plastic handschoenzakjes… en dan… je hoofd door het gat van het Kristallen Portaal en dan… wat je dan ziet… is… onbeschrijflijk… groot… en… licht… en… sereen… De honderden helderwitte spitsachtige Kristalpunten, allemaal aan elkaar verbonden, als een Landschap van Ijsschotsen, waaronder Aardplaten zijn gaan schuiven, waardoor de Ijsbrokken schijnbaar ‘at random’ schots en scheef over elkaar zijn geraakt. Alleen zijn dit geen Ijsschotsen maar Kristallen! Geheid duizenden, misschien al miljoenen jaren oud. In het midden van de spitse punten is een lege ruimte, dat wil zeggen, een ruimte waar ik naar toe zou kunnen kruipen, in zou kunnen Zijn, te midden van deze Tijdloze Schoonheid. Uiteraard is dat strikt verboden, en alhoewel het wel in me opkomt, wil ik geen boze beveiligers achter ons aan… Wel leg ik mijn blote wang op een van de kristallen vlakken, en ik fluister ‘dankjewel, dankjewel’. De Energie die ik hier ervaar is zo helend en schoon. Niet glashelder maar Kristalhelder. Stabiel. Sereen. Wat zijn wij Mensen toch maar klein en vluchtig, een vingerknip van Vader Tijd, een Oogwenk in het ontstaan en vergaan van de Aarde. Maar wat ben ik blij om mijn eigen vluchtigheid op deze plek en in vol ornaat te beseffen, met mijn hoofd in het Voorportaal van deze Gigantische Geode. Wanneer ben jij ontstaan en hoe is dat eraan toegegaan?, vraag ik de Geode in gedachte. Zo veel Mysteries draagt deze Aarde… Slechts zo’n klein deel kunnen wij kennen. De ruis en het gekwebbel van de andere mensen is volledig verstomd, misschien dat het geluid er fysiek wel is, maar ik hoor het simpelweg niet. Alles is stil en sereen en ik voel hoe mijn Hart zich meer en meer opent. Wat een machtige subtiliteit, wat een Goddelijk stuk werk van Moeder Aarde. Dan breekt de stem van Gids Laura in: mijn tijd zit erop, we moeten gaan. Ik probeer mijn bezoek op deze Magische Plek met enkele tellen te rekken. Ze herhaalt haar boodschap en ze moet me nog net niet aan mijn voet trekken om me terug te halen. Och, konden we hier maar blijven, onzichtbaar worden, onvindbaar zijn en uren alleen spenderen in dit Wereldwonder… We kijken elkaar aan. ‘Zó vet!’, zeggen we, helemaal high van deze ervaring, ‘wat erg dat we nu al weg moeten!’. Gelukkig vinden we in de gang van de mijn een stukje Kristal, die gaat mee, hup in de zak, als waardevol aandenken voor op het Altaar.

Een ander Wonder dat we bezoeken is door mensenhanden geschapen. Ik was er 23 jaar geleden, met mijn Oma en Opa en de rest van de familie van mijn moeder’s kant, toen we in de buurt op vakantie waren. In de Middeleeuwen gebouwd door de Moren, die toen over Zuid-Spanje heersden, en inmiddels op de Unesco Werelderfgoedlijst (waar trouwens de hele Aarde op thuis hoort): het Alhambra. Een paleis zoals er weinigen tot geen zijn. Ik herinnerde me nog wel dat het indrukwekkend was, maar ik was ook gewoon een zesjarig kind dat met m’n nichtje en neefje verstoppertje speelden, muntstukken uit de Wensvijver viste en kattenkwaad uithaalde bij de waterpunten. Ik wilde er graag heen omdat ik er herinneringen aan m’n Oma en Opa heb. We stonden lang in de rij, betaalden veel geld voor een ticket en moesten tot vijf keer aan toe ons paspoort en toegangsbewijs tonen, maar indrukwekkend was het wel degelijk. Ontroerd door de herinneringen die bij me op kwamen, en door het idee dat ik hier nu in plaats van door de ogen van een kind te kijken, ‘’via de ogen van mijn Oma’’ kon kijken, dat wil zeggen: de ogen van de volwassene die ik nu ben. Een eindeloze hoeveelheid ambachtelijk technisch handwerk op de zuilen, plafons, randen en nissen. Hout, steen en keramiek. Een verscheidenheid aan Mandala’s, vormtekeningen, reliëfs, hoogte – en dieptespel. Een lijnenspel van bogen en hoeken, naadloos, foutloos, en zó gedetailleerd! ‘Die gebruikten écht wel Psychedelica’, grijnzen we terwijl we omhoog staren. ‘Hoe moet je anders in Godsnaam op zulke vormen komen?’.  

We lopen van ruimte naar ruimte en zouden ook hier nog veel langer kunnen spenderen, maar mijn Blaas brengt ons weer naar buiten. ‘Wat zullen we heerlijk dromen vannacht, van al die vormen en mandala’s…’ In de paleistuinen vinden we Viooltjes. Eén van de bloemsoorten die me altijd aan m’n Oma zal doen denken.

Ook brengen we een bezoek aan Antequera, want daar zijn verschillende onverklaarbare bouwwerken van Voor Onze Tijd te vinden. We bezoeken Dolmen de Menga, Dolmen de Vier en Dolmen de Romeral. De eerste is een soort hunebed, maar dan tien keer zo groot. De topsteen is ruim veertig ton zwaar en immens groot. Bijzonder is dat je vanuit deze Dolmen, wanneer je er in staat, uitkijkt op twee bergpartijen die beiden heel duidelijk het gezicht van een slapend mens hebben. Eerder heb ik al eens zo’n gezicht in een Berg gezien, en dat kan natuurijk toeval zijn, wie ziet er nooit een Draak in een Wolk of een Mens in een Berg?, maar het is wel bijzonder dat je er precies vanuit deze Dolmen op uitkijkt… De Oude Tijd draagt zo veel mysteries, en het lijkt wel of de Moderne Maatschappij daar niets van wilt weten, zelfs bang voor is. Terwijl er waarschijnlijk zo veel te leren valt. Immers: er zijn zo veel bouwwerken gemaakt waar vandaag de dag geen enkel bouwbedrijf mét extreem luxe machinerie, in staat van is het na te bouwen. Er moeten dus ook wel andere krachten in het spel zijn geweest… Nick gaat in deze Dolmen zitten om te mediteren en direct komt er Security op hem af omdat dat niet mag. Iets zo onschuldigs wordt verboden? Bizar. We bezoeken de andere twee Dolmen’s en vooral die van Romeral spreekt ons aan: een gang die is opgebouwd uit meerdere op elkaar gestapelde lagen leisteen, leidend naar een ronde ruimte, ook bestaande uit lagen opgestapelde leisteen, met bovenop wederom een reusachtige steen. De wanden van deze ruimte hellen naar binnen; dat lijkt me knap lastig stapelen…

Waar zou deze ruimte voor gediend hebben? Er is geen mogelijkheid voor het maken van Vuur, want dat zou de mensen in de ruimte direct verstikken aangezien het zoals een Iglo helemaal is afgesloten. Zouden ze een andere tactiek hebben om de ruimte mee warm te houden, of is het van zichzelf isolerend genoeg gebouwd?
Wat zou het tof zijn om dit soort ruimtes juíst open te stellen voor meditaties, klanksessies, zingcirkels en andere helende rituelen. Wat jammer dat het wel toegestaan is er te bla-bla-bla’en en flitsen, maar dat je er niet gewoon even in stilte mag mediteren. Soms benijd ik Stephen Graham, die ruim een Eeuw geleden, toen de Aarde nog dunner bevolkt en een stuk minder begrensd was, zijn Pad door de Wildernis vond en hierover verhaalde. Ik lees momenteel voor de tweede keer zijn boek ‘Het Geluk van de Wandelaar’, en kan het iedereen aanraden. 

Andere Avonturen beleven we bij de door ons geliefde Stuwmeren van het Spaanse binnenland. Het is niet altijd even simpel om met de auto bij een Meer te komen, maar de aanhouders winnen (meestal), en dus rijden we bij zo’n Meer vaak een tijdje heen en weer, op en neer, terug en rond om de perfecte spot te vinden. Wanneer dat gelukt is, nuttigen we tevreden een maaltijd, gaan vroeg naar bed en staan vroeg op met het plan een Dikke Wandeling te maken rond het betreffende Meer. Meer dan eens zijn de temperaturen in het binnenland ’s nachts echter zo laag, dat als we wakker worden niet alleen de buitenwereld maar ook ons bed bedekt is met een laag ijs. Gelukkig zijn we zo snugger geweest om een ‘’bedsbreed’’ gevilt schapenkleed over ons nest te leggen, en deze laag wol behoedt ons van vocht ónder de dekens (dank jullie wel Schapenwezens en mensen die het scheren en vilten deden!). 

We kleden ons aan terwijl de kou uit onze longen wolkt, en dan moeten we zorgen dat we gauw onze handschoenen vinden en heel druk in beweging gaan om niet tot op het bot te verkleumen. Ons vertrouwde havermout ontbijt warmt ons meestal enigszins op en doet ook wonderen voor het humeur; het is opmerkelijk hoe vaak en hard onze buiken knorren in de buitenlucht. Tegen de tijd dat we onze dag-tas hebben ingepakt voor de hike, schijnen de eerste stralen Zon op onze ingepakte, rillende lijven, en dan gaat het gelukkig snel. Tegen het middaguur hebben we allebei twee laagjes uitgetrokken, en als ik geluk heb kan ik voor het einde van de middag ergens in de luwte nog een laagje uitdoen en misschien tien minuutjes zonnen. Op deze reis ervaren we per dag eigenlijk vier Seizoenen: het begint met Winter, vaak ijskoud, zodra de Zon doorbreekt krijgen we de eerste Lente-achtige warmte, en als het windstil is volgt de Zomer de Lente gedurende de middag op. Zodra de Zon gaat zakken, vanaf een uur of vier, doet de Herfst haar intrede en dan kan je maar beter gauw een extra laagje aan doen, voordat het donker is want dan zal de Winter spoedig komen, en dan wil je nog twee of drie extra laagjes dragen, alvorens lekker samen in bed te kruipen. 

Hiken rond Stuwmeren is over het algemeen geweldig, vooral als je de Rivier kan vinden die het betreffende Meer aanvult, of de ingedroogde bedding waar die Rivier ooit heeft gestroomd. Bij die Rivierdelta’s is het erg groen, er groeien vele soorten kleine en grotere planten. Ook lopen er Wilde Dieren rond, we zien hele Hertenfamilies en vinden een Everzwijnskelet, waarvan we de Schedel en een paar losse tanden meenemen. Voordat dat mogelijk is, moet Nick tandarts spelen en ik chirurg… Daarna gaat de schedel 24 uur onder stromend Water en vervolgens goed drogen in de Zon. De randen van de Meren bestaan vaak uit een combinatie van Zand, Rotsen, Heuvels, Bosjes en Planten. De verscheidenheid aan kleuren is fenomenaal, zo ook de vormen die er ontstaan in de Grond op de plaatsen waar de Aarde door droogte gebarsten is. Nick vindt een stuk Vuuragaat, wat hij eenmaal thuis gaat polijsten. We zijn alweer een paar trofeeën rijker! Ook klimmen we een keer omhoog omdat we de Bron van een Rivier willen vinden, we zien Haar hogerop de Berg naar beneden storten en willen weten of dat ook de plaats is waar het Water de Grond uitkomt. We klimmen best een eind naar boven, maar moeten het op gegeven moment opgeven omdat de Bergwand te stijl blijkt. Gelukkig hebben we allebei geen Icaros-syndroom; better safe then sorry. We pauzeren en genieten van het uitzicht, dat vanaf dit punt wijds en ver is. We zien op dit soort punten vaak groepen gieren of arenden rondzwermen.

Het enige nadeel aan die Stuwmeren, is dat ze zich maar lastig in hun geheel laten zien (behalve van bovenaf, maar in die positie verkeren wij niet). Meermaals nemen we ons voor om een heel Meer rond te lopen, maar bijna altijd blijkt er nog een enorm deel van het Meer vast te zitten aan de Watermassa zoals wij dat ingeschat hadden, waardoor het toch echt (veel) te groot is om in een dag rond te lopen… En dan niet te vergeten de onverwachte rotswanden met klauter-uitdaging, die hemelsbreed nog geen halve kilometer zijn, maar waar je wel anderhalf uur over doet… Wederom een bevestiging van de Grootsheid van Moeder Natuur, en ook hier de uitnodiging om het stuk dat we lopen, het deel dat we zien, ook echt te ervaren, in ons op te nemen, in te ademen. In een Rotsformatie langs zo’n Meer, zie ik reusachtige in elkaar geplette gezichten en lichamen. ‘Stel je voor dat Reuzen ooit bestaan hebben’, zeg ik tegen Nick, ‘en er heeft een plotselinge verandering van thermostatische druk plaatsgevonden, waardoor zo’n hele Giant Tribe zomaar tot Rots verdrukt is, versteend is geraakt… Zie je die gedrochtelijke gezichten?’ En zo fantaseren we voort aan de hand van wat het Landschap ons biedt…

Op een van onze favoriete plekjes (gevonden na lang zoeken), staan we heerlijk beschut, vlakbij de Oevers van zo’n Meer. Het is dat we zelf weten waar we precies staan, maar als je het niet weet, zijn we bijna onzichtbaar, concluderen we zelfgenoegzaam. Als we vlak na het vallen van de Avond op het kleine open plekje bij ons Kampement uitbuiken van een simpel doch smakelijk maal, krijgen we onverwacht bezoek. Ik ontwaar een beestje in het struikgewas, en mijn eerste gedachte is: zou het zo’n zelfde beestje zijn als we op Ibiza eens s’ nachts op de weg tegenkwamen? Dat beestje hebben we nog steeds niet geïdentificeerd: het leek op een Kat, maar had een reusachtige pluimstaart, waardoor we aan een Eekhoorn dachten, maar daarvoor was ie veel te groot… Een gevlekt lijf en een spits stippelkopje… Er zitten toch geen Wasberen op Ibiza? Een nerts of fred misschien? Als iemand een idee heeft over dit Beestje, horen wij het graag. Enfin, we dachten even dat het dus zo’n beestje was, maar al gauw zien we: een Vos! Heeft ie soms niet door dat wij hier zitten? Vos komt dichter en dichterbij, doelbewust op ons af… En ja hoor, Vos is duidelijk aan het schavuiten… Wat een bizarre gewaarwording om zo’n Wild Dier om ons heen te hebben scharrelen. Tot nog toe heb ik namelijk alleen maar flitsen van Vossen in het Wild gezien, nooit zo uitgebreid en dichtbij. Dan trekt Vos een sprintje richting Nick, zet zijn tanden gelukkig niet in Nick maar wel in de plastic bak naast hem die wij ‘Basis Diner’ noemen, en rukt de bak naar zich toe. Even schudden met de bek en de hele inhoud van de Basis Diner kist rolt over de grond. Gelukkig voor ons en helaas voor Vos, zitten daar alleen potjes met kruiden in. We staan versteld. Nick is zelfs een klein beetje bang. ‘Dat beest kan immers rabius hebben…’ Vlug ruimen we alle etenswaar op terwijl Vos Annemaria Koekoek speelt en steeds weer elders opduikt (altijd zeer vlakbij). Ik vind het vooral zielig. Zou deze Vos zó weinig te eten hebben in dit gebied, dat bij mensen bedelen zijn enige hoop op overleven is? 

Als ie de volgende avond weer langskomt, overweeg ik om ’s nachts wat buiten te zetten voor ‘m. Maar ja, helpen we ‘m daar op de lange termijn mee? Waarschijnlijk niet, want dan wordt de noodzaak om te jagen (nog) lager voor Vos, en wat leert Vos diens kindervosjes dan later…? Mijn hart wil Vos wat geven, maar ik bel Broeder Sher op die me als Biologe bevestigt dat we Vos er op de lange termijn inderdaad niet mee helpen. Miep… geen blikje uitlikken of homp kaas voor Vos van ons. Hopelijk vindt ie elders wat lekkers, het beste natuurlijk vangt ie spontaan een loslopende Muis en herinnert dat hem of haar eraan hoe heerlijk het is een Wild Dier te zijn en te jagen…

Voordat we de Wildernis ingingen, zijn we ook nog een dag of vier in Orgiva geweest. Hier verblijft vriendin Do met haar dochter Mana een tijdje in een huifkar op een heerlijk stuk Sinaasappelland. Zelf ben ik in 2021 in Orgiva geweest en heb daar goede herinneringen aan, dus ik vind het leuk om er met Nick langs te gaan, aangezien we toch in de buurt zijn. Het is heel gezellig met Mana & Do. We hangen heerlijk bij een Riviertje, koken samen, plukken Citrus uit de Boomgaard, spelen spelletjes en eten ‘Saurkraud’; lichtgele bloemetjes met een zoetzure smaak, waar Ibiza ook vol mee stond, maar toen wisten we nog niet dat ze dus eetbaar zijn. Ik laat Nicky de markt zien waar ik in 2021 ook was en waar verschillende fijne mensen authentieke, veelal zelfgemaakte producten verkopen. Ik kom bekenden tegen en hebben inspirerende gesprekken. We kopen weinig en keuvelen lekker rond op het Dorpsplein, waarna we één verse Vis bij een goeie Visboer halen die we ’s avonds gezamenlijk oppeuzelen. Mana vindt de Vis niet zo lekker, maar wel het ontleden ervan, gedaan door Nick, bijster interessant.

Een andere dag gaan Nicky en ik naar Beneficio, een community vlakbij Orgiva, waar ik ook in 2021 belandde. In Beneficio wonen best wat mensen, de meesten met weinig geld. Tussen de Eucalyptusbomen langs de Rivier die maakte dat zich er een community vestigde, staan hutjes, tenten en karren. Ook hangen er hangmatten en ligt er troep, vooral op de parkeerplaats beneden. Hogerop zijn er huisjes en luxere tenten en hutten. Hier is de boel beter onderhouden en bloeien bloemen en moestuintjes. Eerst proberen we de Siesa Lounge te vinden want die schijnt vegan banana pancakes te verkopen en we hebben nog niet ontbeten, maar de Lounge is heel moeilijk te vinden en als we ‘m eenmaal gevonden hebben blijkt ie dicht i.v.m. stormschade. ‘Dat krijg je ervan als je bouwt met laagwaardige materialen’, knort Nick. We kopen een brood bij de plaatselijke bakker (een Nederlander), verorberen daar een groot deel van en gaan dan de Waterval gedag zeggen, hogerop. Daarna is het tijd om bij Edgar langs te gaan. Edgar woont in een grote Yurt en bood mij, toen ik naar Beneficio kwam, de slaapplaats van zijn zoon aan in een kleinere Yurt in dezelfde tuin, omdat zijn zoon toen een tijdje weg was. Dankbaar maakte ik daar gebruik van: de plek van Edgar is veruit het mooiste stukje van Beneficio. Hij heeft er dan ook heel veel jaren werk in zitten. ‘De meeste mensen werken voor hun pensioen, zodat ze met dat geld de plek kunnen betalen waar ze oud worden’, sprak hij in 2021 tegen mij, ‘maar ik heb 25 jaar lang gewerkt aan een plek waar ik oud kan worden!’. Om de twee Yurts heen is een prachtig grote groentetuin, een Medicijnwiel met allerlei kristallen, en Grootvader Wuachuma groeit er op los. Er is een fijne buitenkeuken en een groot plateau waar je zomers in de schaduw kan rusten. Edgar gaat regelmatig de Bergen in om zweethut ceremonies te geven, of hij reist af naar Valencia omdat daar ook veel vraag is naar helingswerk, maar als hij niet aan het werk is, is hij hier, thuis, in Beneficio, in dit klein Paradijs. Tijdens onze ontmoeting is Edgar vooral zelf aan het woord, maar toch geniet ik erg van het feit dat Nick en Edgar elkaar ontmoeten. Ook zijn Edgars twee jongste kinderen er, Noah en Hope, en we sluiten de ontmoeting af door met z’n vijven in de Yurt te eten van een Thais vegetarisch gerecht dat Edgar eerder die dag bereidde. 

Vlak voor we weggaan uit Orgiva, stoppen we nog bij de plaatselijke bio-winkel. Daar zien we een oudere man met een rode baret die ons al eerder is opgevallen. Hij knikt en glimlacht naar ons. Als we buiten op het pleintje plaatsnemen op een bankje om in de Zon ons net gekochte croissantje op te peuzelen, komt hij aangelopen. ‘Een leraar’, zegt de één, ‘een boodschapper’, knikt de ander. We gebaren hem naast ons te komen zitten en dat aanbod neemt hij aan. We gokken hem een jaar of zeventig, maar de blik in zijn ogen is als van een jongeling. Hij vertelt van alles, en we luisteren aandachtig. Hij spreekt over geduld, vertrouwen, spiegels, perspectieven, geestelijke ontwikkeling, religie, overgave en compassie. Dan komen zijn Franse vrienden aanlopen, en neemt hij afscheid. ‘Ik zie jullie toch nog wel hier?’, wilt hij weten, te meer omdat hij ons zijn speciale meditatie-ketting cadeau wil doen. Mais non, wij gaan zojuist weer door… wel voelen we ons verheugd met en dankbaar voor de ontmoeting met deze leraar-boodschapper. 

Ondertussen worden de Dagen gestaag langer. In het begin van onze Reis was het om 17 uur al stikdonker, en nu hebben we tot ongeveer 18 uur Zon en tot zeker 19 uur Licht. Ook de temperatuur stijgt. Spanje is belachelijk groot, we hebben nog lang niet alles gezien en gedaan, maar toch zeker wel een wezenlijk deel… Binnen een week willen we in Portugal zijn. Maar eerst nemen we, op aanraden van mijn Vader, een kijkje in El Rocio. Een Spaans dorp met een Western Vibe. Een wit Kerkje ligt is het midden van een zandvlakte. Voor de cafés staan de originele houten balkconstructie waar men Paarden en Ezels aan vast kan binden. De kleine hoeveelheid winkels die er zijn verkopen allemaal hoogwaardige paardrijspullen, originele tangojurken of typische souvenirs. We zijn er op een zondag, en er zijn een heleboel mensen. Alle kinderen die we zien, zijn extreem chique aangekleed. Vaders gaan trots op de foto met hun kleine grut, de jongens gehuld in ruitenblouse, de meisjes met tuttige strikjes om, allen op een Pony, waar ze uiteraard voor betalen moeten. Moeders slepen hun opgedofte peuters het witte Kerkje in; blijkbaar is dit een speciale dag waarop jonge kinderen een zegening kunnen ontvangen van de Heilige. Wij ontmoeten geen Heilige, wel halve Cowboys en op straat barbecuende families. We weerstaan het terras, kopen wat alcoholvrije ‘Cervezas’ bij de plaatselijke super, en drinken die op terwijl we uitkijken op het Moeras langs de Boulevard, waarover allerlei mensen druk pratend langs paraderen, in veelal dezelfde kledij.

Na ons bezoek aan El Rocio, wat langer duurden dan verwacht, rijden we met het laatste licht door naar de Kust, waar we een heerlijk plekje in een duinrand vinden. De Zon gaat onder en de locals die er rondhangen vertrekken vlug om de warmte elders op te zoeken, dus we hebben de plek voor onszelf. Er is genoeg zand en weinig Wind, dus we besluiten dat de omstandigheden eindelijk eens veilig genoeg zijn om een Vuurtje te stoken. Het is Volle Maan en we zitten heerlijk met het schijnsel van Haar Zilveren Mysterie en de Warme Vlammen van het Vuur. Voor we het door hebben is het tegen Middernacht; een latertje voor ons! Rozig kruipen we in bed. Voorlopig ons laatste nachtje in Spanje, al weten we dat dan nog niet.