Ontworteld

Foto’s: Jan Willem Groen

In samenwerking met regisseur Koen van Etten schreef ik de monoloog ‘Ontworteld’, die gespeeld werd door Minne Koole. Rob de Graaf begeleidde mijn schrijfproces en schreef na afloop van de voorstelling:

‘Theater kan zo eenvoudig zijn. Niet meer is er nodig dan een man in een lege ruimte. Hij praat over leven en dood, over de wreedheid en de koestering, over wat er kan gebeuren in de stilte van een landschap.
   Theater kan zo veelbetekenend zijn. Je hoort en je ziet die ene man, je gaat mee in het verhaal dat hij vertelt, – en je weet: wat daar door die speler wordt opgeroepen, het leven dat ik dankzij hem voor mijn ogen gestalte zie krijgen, dat zou, van hoe ver het ook komt, toch ook mijn eigen leven kunnen zijn…
   Zo eenvoudig en zo veelbetekenend kan theater zijn, wanneer een scherpgepende schrijver, een sensitieve regisseur en een uiterst toegewijde speler samen een wereld bouwen. En precies dat is wat er gebeurt bij de voorstelling ‘Ontworteld’. Schrijver Leila van Wetten, regisseur Koen van Etten en acteur Minne Koole bouwen een wereld die broos is en toch sterk, ijl en toch realistisch, vreemd en toch herkenbaar. Ze nemen ons mee naar de grenzen, naar het gebied waar uitersten elkaar raken en waar de levende takken van een boom zich met een zacht gebaar ontfermen over een zojuist in eenzaamheid gestorvene.
   De toeschouwers zien niet meer dan die ene man in die ene ruimte – maar door zijn stem, door zijn woorden en door zijn dynamische aanwezigheid worden ze meegenomen naar een oneindig veel grotere ruimte – de ruimte van de nooit ingeloste belofte, van de nooit helemaal beantwoorde vraag, van het altijd onvoltooide verhaal. De ruimte van de verbeelding. Theater kan zo’n wonder zijn…’

Flyer-ontwerp: Leila van Wetten
Uitvoering: Koen van Etten

Lees hier onder een fragment uit ‘Ontworteld’:

MAN DIE OOIT EEN JONGEN WAS:

(…)

Als zo’n klein plantje al in staat is om pijn van een ander levend wezen te ervaren… nou reken maar dat jij, als boom, dan ook weet dat die persoon, die daar voor je staat, ja, dat hij niet gekomen is om in de schaduw van je bladerdak een lekker boterhammetje te gaan eten.

En dan: dat vermoeden, maar dat niet kunnen laten blijken.

Hoogstens wat met je bladeren ritselen, maar dat zal niet opgemerkt worden als iets anders dan de wind die daarvoor verantwoordelijk lijkt.
Je zou de jaren levenservaring die je als boom heb opgedaan
op ‘m over willen stralen. Hem de scheuren in je bast tonen
en je groene bladeren.
Je zou willen zeggen: ‘Stil maar’
en dan zo, je takken om ‘m heen slaan.

Maar je kan niets doen, niet bewegen, niet spreken, je kan alleen maar hopen dat hij niet gaat doen waarvoor hij is gekomen… Je kan alleen maar hopen dat hij z’n plan overboord gooit/te bang is/het licht ziet.

Je houdt je adem in
en met jou alle bomen in het bos.
Zwijgend kijken jullie toe naar hoe hij daar zwijgend staat.
Dat hij geen dwaas moet zijn, wil je hem zeggen,
maar de woorden blijven steken
in het hout, tussen je nerven.

(…)

Mocht je de monoloog (die ik inmiddels ook naar het Engels heb vertaald) in z’n geheel willen lezen, neem dan contact me me op.